Onze meester Adrianus
Tom Gaens - Michiel Verweij, Adrianus VI (1459-1523). De tragische paus uit de Nederlanden. Apeldoorn: Garant, 2011, 159p., ISBN 9789044126648, €19,-
De exploten van de Aragonese familie Borgia en de Italiaanse clan de Medici aan het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw hebben de voorbije jaren gezorgd voor een stroom aan populair-wetenschappelijke boeken, historische romans en literaire thrillers (bijv. Sarah Bradfords werk als auteur en scenarioschrijfster), populariserende massatentoonstellingen (bijv. Die Medici – Geld, Macht & Mord, National Geographic Deutschland, Mannheim, 2013), theaterproducties (bijv. Het geslacht Borgia I & II, NTG, 2008/2013; Donizetti’s Lucrezia Borgia, Opera De Munt, 2013), documentaires (bijv. The Medici – Godfathers of the Renaissance, PBS, 2005) en overgedramatiseerde tv-series (bijv. The Borgias, Showtime, 2011).
Al deze uitingen hebben minder ingezet op de filantropische activiteiten van beider families dan wel op de botte machtswellust, de meedogenloze ambitie en de seksuele losbandigheid die door sommige leden ervan werd tentoongespreid. Behoudens enkele uitzonderingen, zoals het fantasierijke videogame Assassin’s Creed II (Ubisoft, 2009), hoefden de makers van al dat fraais niet eens zo denderend ver van de historische werkelijkheid af te dwalen, ook al omdat ze – naar Angelsaksische gewoonte – door academici in het creatieve proces werden bijgestaan.
Tussen de intriges van deze twee families aan het pauselijke hof zat het korte pontificaat van de ‘tragische paus’ Adrianus VI (1522-1523). Met het hier besproken boek en een tentoonstelling (cf. De paus uit de Lage Landen: Adrianus VI 1459-1523. Catalogus bij de tentoonstelling ter gelegenheid van het 550ste geboortejaar van Adriaan van Utrecht, red. Michiel Verweij [Supplementa Humanistica Lovaniensia, 27], Leuven: Leuven University Press, 2009), heeft filoloog en historicus Michiel Verweij geprobeerd deze Adrianus van Utrecht opnieuw bij een breder publiek bekend te maken. Geen overbodige luxe, want het is al decennia geleden dat er nog een biografie over Adrianus VI van eigen bodem verscheen. De gretigheid waarmee de voorbije jaren aandacht is besteed aan de Borgia’s en de Medici’s staat echter in schril contrast met de gedesinteresseerde en lauwe ontvangst van Verweij’s werk in de Belgische en Nederlandse traditionele en nieuwe media. Dat is niet helemaal verwonderlijk, want diens biografie, verschenen bij educatieve uitgever Garant, is een old school werk – en ik bedoel dit in de meest positieve zin – dat zich op de rand begeeft van objectiverende wetenschap en populariserende non-fictie. Enerzijds is het voldoende leesbaar voor de geïnteresseerde meerwaardezoeker, anderzijds is het een gebalanceerde en inleidende synthese van het onderzoek van Verweij en andere wetenschappers, die het (verouderde) beeld over Adrianus hier en daar wat bijstelt en tegelijk ook toegang biedt tot alle belanghebbende wetenschappelijke literatuur die er over de enige paus uit de Lage Landen verschenen is.
De tragiek van Adrianus’ verblijf aan het Bourgondisch-Habsburgse hof en in het Vaticaan is nochtans in dit boek duidelijk (tussen de regels) te lezen. Hoe de Leuvense theoloog zich aan dat wereldlijke hof bewogen heeft tussen figuren à l’ombre du pouvoir die op een bedenkelijke manier kerkelijke prebenden en beneficiën op elkaar stapelden, en met hoeveel enthousiasme hij zich verplicht zag een bondgenootschap aan te gaan met ‘vriend’ Willem van Enckenvoirt om het wespennest van de pauselijke Curie het hoofd te bieden, laat zich alleen maar raden. Verweij blijft hier in zijn comfort zone: helder, objectief, dicht bij de bronnen en zonder gemakkelijke speculaties en veralgemeningen.
In de eerste twee hoofdstukken schetst Verweij (de achtergrond van) Adrianus’ jeugd in Utrecht en Zwolle (p. 11-15) en het lange verblijf te Leuven (p. 17-37). Deze hoofdstukken vertegenwoordigen ongeveer vijftien procent van het totale boek, wat zeker niet slecht is in vergelijking met de oudere biografen. De auteur puurt niet elk gekend detail van Adrianus’ leven en werk eindeloos uit, maar probeert integendeel de omstandigheden te schetsen waarin Adrianus’ karakter en intellect gevormd werd. Het laat Verweij toe om in de latere hoofdstukken de houding en beslissingen van Adrianus beter te duiden. Voor diens ‘jeugd in het Noorden’ is dat volgens de auteur vooral de Moderne Devotie. Hij ziet de jonge Adrianus meer als een ‘kind van de IJsselsteden’ dan van zijn geboortestad. In zijn bespreking van de Moderne Devotie gaat Verweij helemaal voorbij aan de derde-ordebeweging, toch een belangrijke tak van deze laatmiddeleeuwse vroomheidsbeweging, en niet in het minst in Adrianus’ geboortestad Utrecht. Het is een zeldzaam schoonheidsfoutje waarop de auteur te betrappen valt.
Het tweede hoofdstuk overloopt de carrière van Adrianus als student, als docent en theoloog en als bestuurder aan de oude universiteit te Leuven, met uiteraard ook aandacht voor de eerste contacten met het humanisme. Verweij beschrijft helder hoe het Leuvense curriculum van een theoloog eruitzag. Hierbij raakt hij terloops ook de dynamiek aan van de groeiende Alma Mater, met haar pedagogieën en vele satellietcolleges, zelfs voor vele historici relatief onbekend terrein.
Zelf maakte ik enkele jaren geleden uitgebreider kennis met de Leuvense periode uit het leven van Adrianus tijdens onderzoek naar de relaties van het jonge Leuvense kartuizerklooster met de oude universiteit en het humanisme. Adrianus was één van de drijvende krachten achter de oprichting van enkele strenge, haast “kloosterachtige” colleges, waarvan de Leuvense kartuizers als visitatoren werden aangeduid. In de kroniek van de Leuvense kartuis wordt hij met enige trots ‘onze meester Adrianus’ genoemd. Zoals blijkt uit Verweij’s betoog, is dat geen verrassing: Adrianus spendeerde het grootste deel van zijn leven in Leuven en de periode was, zowel voor zijn vorming als voor zijn toekomst, van veel groter belang dan zijn eerdere jaren in Utrecht en Zwolle.
In het hoofdstuk 3 (p. 39-57) bespreekt Verweij het begin van Adrianus’ politieke carrière aan het Habsburgse hof, diens verblijf en regentschap in Spanje, tegen de achtergrond van de Lutherse ‘kwestie’ en de opstand van de Spaanse Comuneros.
Hoofdstukken 4 tot en met 6 (p. 59-122) behandelen de aanloop naar Adrianus’ verkiezing tot paus, alsook de belangrijkste thema’s van zijn pontificaat tot aan zijn overlijden op 14 september 1523. Hierbij is er ruime aandacht voor de netelige politieke kwesties waarmee de ‘tragische’ paus geconfronteerd werd, alsook zijn houding tot de figuren van Luther en Erasmus. De studie van de verhouding tussen Erasmus en (de kring rond) Adrianus is één van Verweij’s stokpaardjes, blijkens meerdere wetenschappelijke publicaties, maar geeft ook een belangrijke inzicht in Adrianus’ denken.
Een hoofdstuk 7 met Postuma (p. 123-137) besteedt aandacht aan de afwikkelingen na Adrianus’ overlijden, namelijk de oprichting van een grafmonument en de stichting van het Pauscollege in Leuven, waarin de figuur van Willem van Enckevoirt – die van Adrianus het kardinaalspurper gekregen had – een belangrijke rol speelde. Ook wordt de biografische traditie overlopen, die kort na Adrianus’ overlijden startte.
Ten slotte geeft Verweij in een afsluitend hoofdstuk 8, getiteld Proh dolor (p. 139-143), een poging tot evaluatie van het ‘vreemde’ pontificaat van Adrianus VI. De auteur bestrijdt hierbij het ongenuanceerde beeld van een ‘mislukt’ of ‘onbeduidend’ pontificaat, dat tot op de dag van vandaag vaak heerst. Belangrijk in zijn betoog is Adrianus’ Instructio, een tekst die de paus liet voorlezen in 1522 op de rijksdag in Nürnberg, waarvan in een appendix (p. 145-157) de Latijnse tekst en een moderne Nederlandse vertaling gegeven wordt. De Instructio toont de moed van een paus die misstanden in de kerk erkent, zijn excuses aanbiedt en beterschap belooft, een positie die slechts weinig leiders in de kerkelijke geschiedenis hebben durven aannemen en die zelfs verrassend actueel is.
Verweij’s gezonde fascinatie voor leven en werk van Adrianus van Utrecht (nader verklaard in een sympathiek voorwoord, p. 7-9) en zijn jarenlange historische verdieping in de persoon van deze paus uit de Nederlanden heeft geleid tot een synthetiserende en genuanceerde biografie, die niet alleen een toegang tot de bestaande literatuur biedt, maar tevens nieuwe perspectieven en accenten aanreikt.
Hopelijk pikken media- en cultuurmakers uit België en Nederland dit type van doorleefde geschiedschrijving ook eens op. De turbulente periode van de late vijftiende eeuw en vroege zestiende eeuw verhalen vanuit het standpunt van Adrianus van Utrecht heeft namelijk een even grote narratieve waarde als vanuit het perspectief van Rodrigo Borgia of Giovanni de Medici. En wij hebben ook briljante academici om hen bij te staan.