Voor kapittel en parochie: de bouw van stadskerken in de Nederlanden
Merlijn Hurx (Universiteit Utrecht)
In de Late Middeleeuwen werd de basis gelegd voor onze huidige architectenpraktijk en bouweconomie. In deze lezing wordt aangetoond hoe het ontstaan van het beroep van architect samenging met de commercialisering van de bouwwereld in de vijftiende eeuw. In deze periode zette zich in de Nederlanden een uitzonderlijke ontwikkeling door. In tegenstelling tot in de rest van Noord-Europa kwamen grote publieke bouwwerken als kerken en stadhuizen niet in eigen beheer tot stand, maar werden steeds vaker openbaar aanbesteed. Aannemers konden verschillende producten leveren, variƫrend van de prefab bouwpakketten in natuursteen tot de oplevering van een compleet gebouw. Deze nieuwe manier van werken vergde een andere rol van de architect dan voorheen. De architect was niet meer de voorman op de bouwplaats, maar een adviseur van de opdrachtgever die zich specialiseerde in ontwerp en de coƶrdinatie van het bouwproces. Het meest succesvolle voorbeeld van dit nieuwe type ontwerper is Rombout Keldermans, die in opdracht van het hof, de kerk of de steden, de supervisie had over tien tot achttien grote bouwprojecten per jaar, verspreid over de hele Nederlanden. Als een hedendaagse sterarchitect had Keldermans per project slechts enkele dagen per jaar tijd om de bouwplaats te bezoeken. De lezing behandelt de vraag hoe de aannemerij en het architectenberoep zich in de vijftiende eeuw ontwikkelden en analyseert welke gevolgen dit had voor de organisatie van het bouwproces, de communicatie en de architectonische vormgeving.