Oorkondenboek van Antwerps Onze-Lieve-Vrouwekapittel toont de complementariteit van instellingsspecifieke uitgave en globale databank aan
Janick Appelmans – Jozef (Jos) Van den Nieuwenhuizen, Oorkondenboek van het O.-L.-Vrouwekapittel te Antwerpen. 1124-1330 (Bornem, 2017) 436p. index 24,01€ geen ISBN te bestellen via het print on demandsysteem van shopmybooks.com
In 2017 gaf de Antwerpse oud-stads- en diocesaan archivaris Jos Van den Nieuwenhuizen de oorkonden van het stedelijk Onze-Lieve-Vrouwekapittel uit voor de periode van 1124 tot 1330. Als ervaren bronnenuitgever heeft hij meer dan zijn sporen verdiend met edities van de diplomata van het Antwerpse Sint-Elizabethgasthuis, de kapelanieën in de kapittelkerk en van andere kerkelijke instellingen of nog de vroegste bisschoppelijke wijdingsregisters en het necrologium van de kapelanen.
Antwerpen bevond zich tot 1559 in het uiterste noorden van het bisdom Kamerijk. Op de linker Scheldeoever strekte het Doornikse diocees zich uit richting Zeeuws-Vlaanderen, dat gedeeld werd met het bisdom Utrecht. In het tweede decennium van de twaalfde eeuw was bij de nederzetting op de rechteroever een kapittel gevestigd, dat door hertog Godfried met de Baard (†1139) met instemming van keizer Hendrik V (†1125) begunstigd werd met twee schenkingen, die Van den Nieuwenhuizen in bijlage I uitgeeft.
Onder de dreiging van de volgelingen van de al te radicale Wanderprediger Tanchelm (†1115) en onder de hoede van de charismatische, maar meer in de kerkelijke leer staande, Norbertus (†1134) onderging het Antwerpse kerkelijk landschap in het eerste kwart van de twaalfde eeuw een grondige hertekening. Uit het oorspronkelijke kapittel dat omstreeks 1117-1118 in de zuidelijk van de stadskern gelegen Sint-Michielskerk gevestigd werd, ontstonden in 1124 twee instellingen. Met vier prebendes kon Norbertus in de kerk een premonstratenzer abdijgemeenschap onderhouden, terwijl het kapittel met een dotatie van acht prebenden verhuisde naar een zaalkerk in het centrum. Hertog Godfried restitueerde twee derden van de plaatselijke tienden om te voorzien in het levensonderhoud van een college van twaalf kanunniken.
Aan het hoofd stond tot 1273 een proost, die, zoals al vanaf 1257 voorzien was, vervangen werd door een deken. Deze moest zorgen voor de zielzorg van de clerus van de stad en toezicht uitoefenen op de kerkelijke tucht. Verdere dignitarissen waren de cantor, de scholaster, die ook met de zorg voor de rechtstitels belast was, de plebaan en de thesaurier. Voor de instelling van deze laatste functie werden jaarlijks telkens twee kanunniken als meiers verkozen om beurtelings in te staan voor het beheer van de tienden en de goederen. De gestaag in aantal toenemende kapelanieën waren zelfstandige beneficies, waarvan de titularis wekelijks een aantal missen moest opdragen. Bovendien was de beneficiant aan strengere residentieverplichtingen gehouden. In het eerste jaar na het overlijden van de beneficiant ging de ene helft van de inkomsten naar diens jaargetijde en de andere helft naar de delging van diens uitstaande schulden. Het volgende jaar werden de inkomsten in gelijke delen verdeeld enerzijds voor de nieuwe kapelaan en anderzijds voor de aankoop van boeken en andere zaken.
In de eerste eeuwen van zijn bestaan groeide en bloeide het kapittel. De vroeg elfde-eeuwse zaalkerk maakte in de twaalfde eeuw plaats voor een romaanse kerk met driebeukig schip. De huidige, monumentale gotische kerk werd vanaf 1352 gebouwd. Dit kerkgebouw fungeerde van 1559 tot 1803 en fungeert sinds 1961 als kathedraal van het bisdom Antwerpen. In 1240 was de materiële grondslag van de instelling stevig genoeg om het aantal canonicaten tot vierentwintig te verdubbelen. De personeelsstijging beoogde ook voldoende residerende priesters te hebben die de kapittelmis en het officie celebreerden. Deze bekommernis lag ook aan de basis van de oorkonde van 1261 die stipuleerde dat de eerstvolgende vrijkomende prebendes zouden toegekend worden met het oog op een effectieve bezetting van beurtelings acht in plaats van vier kanunniken tijdens de hoogmis en de officies. Nog andere oorkonden bieden een blik op de interne organisatie van het kapittel, zoals de nooit gerealiseerde stijging van de prebendes tot veertig in 1281. De verschillende charters geven de wijzigingen in de geplande verdeling van de canonicaten tussen priesters, diakens en subdiakens weer. Bij de stichting en in de eerste decennia van zijn bestaan verwierf het kapittel parochies in de polders, zoals Sint-Walburgis in de burcht, Lillo met Stabroek, Berendrecht, Oorderen, Zandvliet en Hoboken, terwijl na het midden van de twaalfde eeuw Kempense kerken, zoals Wortel, Nijlen, Rijkevorsel, Malle en Hoogstraten, werden verkregen. In 1268 werd ook nog het patronaat en het personaat van de kerken van Schoten en Merksem verworven.
Ondanks de excentrische ligging, zowel in het hertogdom Brabant als het bisdom Kamerijk, onderhield het kapittel veel betrekkingen met andere religieuze instellingen, in het bijzonder in het hertogdom en in de bisdommen Kamerijk en Luik. Het Onze-Lieve-Vrouwekapittel had, blijkens de charters, nauwelijks bezittingen en rechten op de linker Scheldeoever. Voor de relaties met andere kapittels speelden die grenzen minder. Naast de eigen zusterinstelling, de premonstratenzer Sint-Michielsabdij, onderhield het kapittel nauwe juridische contacten met de predikheren en, vanaf hun stichting in 1324, met de kartuizers op het Kiel. In mindere mate verschijnen in de oorkonden de cisterciënzerabdij van Villers, haar dochterklooster van Sint-Bernards-aan-de-Schelde in het nabijgelegen Hemiksem dat pas vanaf 1303 opduikt, de minderbroeders of nog de norbertijnenabdij van Tongerlo en het Brusselse regulierenklooster op de Koudenberg. Met de aartsdiaken waren er tal van betwistingen over de betaling van de procuratiegelden. Als scheidsrechters werd een beroep gedaan op de abten van Affligem en Ninove of de scholasters van de Sint-Pieter in Utrecht of Sint-Paulus in Luik.
Als oorkonders traden de Brabantse hertog, de Kamerijkse bisschop en de plaatselijke proost, later deken en het kapittel het vaakst naar voor. Vanaf het einde van de dertiende eeuw vaardigden de Antwerpse schepenen veel charters uit die in het kapittelarchief belandden.
De meeste akten betreffen tienden, cijnzen en renten, verkoop van huizen en land, pastoorsbenoemingen, prebendes, distributies, presentie tijdens de officies en de interne organisatie van het kapittel. In mindere mate regelen de charters begrafenisrechten, testamentaire beschikkingen en procuratiegelden.
In een aantal identificaties is Van den Nieuwenhuizen voorzichtig, soms terecht, bijvoorbeeld bij nr. 14 voor de functie van villicus (schout dan wel burgemeester, zoals voorgesteld in Diplomata Belgica (DiBe), 32271). Voor de kardinaal-legaat met de titel Sint Stefanus al Celio (oorkonder van nr. 30) zouden we de toch meer gangbare schrijfwijzen als Robert de Courson of Robert de Courçon verkiezen boven Robert de Corzon. Voor de drossaard van Brabant verkiezen wij de meer algemene schrijfwijze Rogier Van Leefdaal (†1333). Aangezien de oorkonde (nr. 264) van 15 november 1304 dagtekent, is het één van zijn vroegste vermeldingen.
De voornaamste bronnen voor de uitgave betreffen een groot aantal originele charters en een cartularium, aangelegd vanaf het midden van de dertiende eeuw en sinds 1870 bewaard in het stadsarchief. Als bijlage III geeft Van den Nieuwenhuizen de volledige inhoud van dit register gedetailleerd weer. De oorkondenreeks, nog steeds geordend volgens de vijftiende-eeuwse indeling en aldus weergegeven als bijlage II, en de andere archivalia van het kapittel vormen de kern van het Kathedraalarchief Antwerpen, sinds 2014 in depot in het Rijksarchief van Antwerpen en momenteel wegens langlopende verbouwingen ondergebracht in het Rijksarchief te Beveren.
Net als de uitgaven van het necrologium en het oorkondenboek van de kapelanen, bronnen die Van den Nieuwenhuizen na aan het hart liggen sinds zijn Leuvens proefschrift uit 1963, is deze publicatie in eigen beheer gerealiseerd. Het boek is eenvoudig te bestellen via het print on demandsysteem van https://www.shopmybooks.com. De levering verloopt vlot en gelet op het aantal pagina’s pure wetenschap is het oorkondenboek een koopje. Het hanteren van het boek vergt wel meer dan gebruikelijke zorg. De kaft vervormt bij veelvuldig gebruik en bij het terugplaatsen tussen andere boeken is voorzichtigheid geboden om de tweede laag lamineerfolie niet te beschadigen. Het handigst is om dit extra en overbodig omhulsel volledig te verwijderen.
Tijdens en verschillende decennia na zijn beroepsloopbaan is Jos Van den Nieuwenhuizen zeer begaan geweest met de ontsluiting van het middeleeuwse en vroegmoderne bronnenmateriaal van de Antwerpse kerkelijke instellingen. Vaak deed hij dit via edities, overzichten en inventarissen, maar evenzeer door studies, zoals de uitstekende, in 1992 gepubliceerde, bijdrage over de premonstratenzer Sint-Michielsabdij in het Monasticon belge.
De editie van de Antwerpse oorkonden is het wetenschappelijk levenswerk van de stads- en bisdomsarchivaris. Wie naar opzet, helderheid van de regesten, volledigheid van het kritisch apparaat of inhoudstafels van de gebruikte cartularia, de oorkondenboeken van het Elisabethhospitaal uit 1976 en van het kapittel uit 2017 naast elkaar legt, vindt slechts beperkte verschillen in de lay-out en in de structuur van de indices. Als belangrijk pluspunt stippen we daarbij aan dat de editeur de recente literatuur is blijven opvolgen en verwerken. Naast de al besproken bijlagen wijzen we ook nog op de zeer uitgebreide bijlage IV over de zegels en de wel doordachte indices op persoons- en plaatsnamen.
De meer digitale evoluties, zoals de Diplomata belgica zijn hem echter voorbij gegaan. Deze Diplomatic Sources from the Medieval Southern Low Countries biedt een online repertorium met (vaak) uitgave van alle oorkonden tot en met 1250. Zij is te raadplegen op http://www.diplomata-belgica.be. Tot profijt van diplomatisten en andere mediëvisten geven we de volledige concordans van het hier besproken oorkondenboek met de Diplomata Belgica (DiBe): Van den Nieuwenhuizen 1 = DiBe 8212; 2 = 3592; 3 = 3072; 6 = 12692; 7 = 3626; 8 = 5837; 9 = 5864; 10 = 5868; 11 = 32268; 12 = 4077; 13 = 32270; 14 = 32271; 15 = 13102; 16 = 13319; 17 = 32269; 19 = 32289; 20 = 13457; 21 = 32282; 22 = 32284; 23 = 32285; 24 = 13931; 25 = 32273; 26 = 32274; 28 = 32278; 29 = 32279; 30 = 32283; 31 = 32275; 32 = 32277; 34 = 32286; 35 = 32272; 36 = 16289; 38 = 31034; 39 = 17578; 40 = 17625; 42 = 32281; 43 = 32299; 45 = 32288; 46 = 21430; 47 = 21432; 48 = 32290; 49 = 32291; 50 = 22059; 51 = 32293; 54 = 32294; 60 = 31035; 61 = 31036; 64 = 24227; 65 = 24690.
Uit voorgaande lijst blijkt dat enerzijds een heel aantal door Van den Nieuwenhuizen gesignaleerde en uitgegeven oorkonden nog niet zijn opgenomen in de Diplomata Belgica. Anderzijds leert zulk een grote online databank, met tal van mogelijkheden tot kruisverbanden, dat ook bij heel wat andere opgetekende rechtshandelingen de Antwerpse kanunniken betrokken partij waren. Het betreft dan vaak stukken waarbij kapittelgeestelijken oude akten vidimeren, als scheidsrechter of executeur fungeren of als oorkonder optreden ten gunste van andere destinatarissen.
Uiteraard kan de referentie naar de voorliggende uitgave aan elk record in de databank van de oudste charters in de Zuidelijke Nederlanden toegevoegd worden. Voor een aantal oude oorkonden is Van den Nieuwenhuizens editie zelfs de eerste (kritische) editie, zoals bijvoorbeeld nrs. 6, 42-43, 45, 48-49, 51 en 54. De Diplomata Belgica zouden dan ook ten zeerste gebaat zijn met de overname van zijn editie van deze charters, net als van volgende reeks. Een ander aantal oorkonden is immers na enig gericht zoekwerk niet (meteen) terug te vinden in de Diplomata Belgica. Het betreft de nrs. 4, 5, 18, 27, 33, 37, 41, 44, 52-53, 55-59 en 62-63. Binnen deze niet gerepertorieerde diplomata onderscheiden zich twee groepen. Enerzijds zijn er veel oorkonden van het midden van de dertiende eeuw, vaak over de juridische afwikkeling van het fiscaal dispuut tussen het kapittel en Jean de Denain, de aartsdiaken van het bisdom Kamerijk, in de jaren 1247-1248 (nrs. 57-59 en 62-63). Deze betreffen dezelfde polemiek als enkele wel gerepertorieerde akten, namelijk DiBe 32300-32301. Een tweede groep oorkonden die wel meer onder de radar is gebleven staat in nauw verband met de ontstaansgeschiedenis van het kapittel. Het oorspronkelijke Sint-Michielskapittel ging in 1124 over in twee onafhankelijke instellingen, het seculiere Onze-Lieve-Vrouwekapittel en de premonstratenzer Sint-Michielsabdij. Om de verhoudingen tussen beide gemeenschappen te regelen, werden bijvoorbeeld in 1149 (nr. 5, tegenhanger van DiBe 3075) en 1219 (nr. 33, tegenhanger van DiBe 16279) juridisch bindende afspraken vastgelegd in akten.
Het is des te jammer dat Van den Nieuwenhuizens recente edities maar op minieme schaal zijn doorgedrongen tot de universiteits- en andere wetenschappelijke bibliotheken. Enkel het Antwerpse stadsarchief en de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, beide ontsloten via de bibliotheekcatalogus van de Universiteit Antwerpen, vormen hierop de welkome, maar te zeldzame uitzondering.