Kloosterwezen aan de hand van religieuze leidsvrouwen uitgebeeld
Janick Appelmans - Liesbet Kusters e.a., Van de wereld. Beelden van beslotenheid en bevrijding (Leuven: Parcum-Davidsfonds, 2017) 255p. ill. € 39,99 ISBN: 978-90-5908-884-9
In het najaar van 2017 opende Parcum in het gerenoveerde deel van de Leuvense Parkabdij. Dit dialoogmuseum voor religie, kunst en cultuur zette zich op de kaart met tentoonstellingen als Van de wereld (25/10/2017-25/2/2018) en Religie - Helend - Verdelend (8/11/2018-10/3/2019). Het zet onder meer in op dialoog tussen hedendaagse thema’s en religieus erfgoed, tussen gelovigen en niet-gelovigen en tussen verschillende religies en levensbeschouwingen.
Deze recensie bespreekt de catalogus die de openingstentoonstelling begeleidde. Onder de noemer Van de wereld. Beelden van beslotenheid en bevrijding werden zowel de afzondering en beslotenheid van een religieus milieu onderzocht als het spiritueel bevrijdend karakter van de beeldcultuur in een dergelijke omgeving. De intrigerende beslotenheid van de kloostercel, vaak na de Franse revolutie getransformeerd in een gevangeniscel, gaf op 12 december 2018 nog de aanzet tot een seminarie aan de Sorbonne, “Le cloître et la prison. Les espaces de l’enfermement”.
De opeenvolging van de thema’s maakt dat zowel de tentoonstelling als het boek chronologisch opgezet zijn rond de geschiedenis van het monarchisme. De bekoringen van de woestijnvaders vormen een geliefkoosd thema voor hedendaagse kunstenaars. De benedictijn Dirk Hanssens analyseert aan de hand van de geschriften van Evagrius Pontius (345-399) de kloostercel als de plaats van de stabilitas loci, waar de monnik als een eenzaat door insluiting zijn demonen het hoofd biedt, net door zijn cel te houden.
Opvallend zijn de vele vrouwelijke heiligen, onder wie de dertiende-eeuwse Maria met kind uit Zoutleeuw en Barbara uit de Hoegaardse Catharinakapel. Een in het oog springende, want volledig fictieve, heilige is Wilgefortis. Deze denkbeeldige Portugese prinses, de verstoten verloofde van een Siciliaans vorst, is het prototype van de sterke maagd, de virgo fortis, vandaar Wilgefortis. Het Mechels museum Hof van Busleyden bezit een vroeg vijftiende-eeuws kruisbeeld waarbij de gekruisigde maagd haar handen haast boven haar hoofd gestrekt heeft.
De begijnen traden in het spoor van heilige vrouwen, woudvrouwen en stadskluizenaressen. De Leuvense zusters De Bruyn en hun nichtje lieten zich ter gelegenheid van hun professie in het Groot Begijnhof portretteren. De werkzaamheden van de zestiende-eeuwse Mechelse begijnen werden in 46 taferelen vastgelegd, rondom een geschilderde plattegrond van hun begijnhof.
In dezelfde periode en context bestudeert Hannah Iterbeke het Leven in een besloten hof. De beeldcultuur en leefwereld van vrouwelijke religieuze gemeenschappen in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd (p. 53-57). Het verspreidingsgebied van de besloten hofjes strekt zich uit van Brabant tot Noord-Duitsland, maar vooral dankzij de goede zorgen van de plaatselijke gasthuiszusters zijn zeven Mechelse besloten hofjes tot ons gekomen. De utopische en mystieke vrijplaatsen sierden diverse interieurs, dus niet alleen vrouwen-, maar zeker ook mannenkloosters. Zij werden soms in een kloostercontext vervaardigd, maar vaak ook (deels) door gekwalificeerde ambachtslui. Deze retabelkasten met devotionalia, soms voorzien van beschilderde zijluiken, verbeelden het aards paradijs. De afgesloten paradijstuin was net als het kloosterslot een oord waar de bruid en de bruidegom uit het Hooglied elkaar ontmoeten.
Samen met een interdisciplinair team onder leiding van Bart Fransen heeft Liesbet Kusters in 2006 al eens De Heilige Alena als casus (p. 93-100) bestudeerd. In Woudvrouwen en een bloeiend parochieleven in Vlaanderen in de dertiende eeuw maakt zij duidelijk hoe de beeldvorming van deze vermeende heidense koningsdochter in de middeleeuwen werd gemodelleerd. Het oudste bekende paneel met de voorstelling van de legende van deze heidense koningsdochter uit de Sint Denijskerk van Vorst dateert van 1527 en verbeeldt het heiligenleven in twaalf taferelen. De rijke collectie van deze kerk bevat naast een rijke collectie kunstschatten die Alena’s leven verbeelden, ook haar graf en drie reliekhouders. Een daarvan bevatte haar afgerukte arm, die haar dood ter aarde deed vallen. Haar heiligenleven en iconografie stellen haar voor als een maagd, een heldin en een martelares. De vroegste sporen van haar verering voeren terug tot het einde van de twaalfde eeuw: het betreft haar grafplaat en de verheffing van haar relieken in 1193 na een reeks mirakelen in de voorgaande jaren. Alena, die zich bij haar doodstrijd vastklampte aan een boom, was lang niet de enige vrouwelijke heilige die ronddwaalde in de Brabantse bossen, zoals de levens van Goedele en Wivina leren. De thema’s en motieven uit Alena’s vita komen ook voor in de heidense literatuur (Sigune) en in andere heiligenlevens, zoals deze van Aldegonde van Maubeuge (droogvoets een rivier over steken) en Notburga van Hochhausen (het verlies van een arm in de strijd met vader). Veel wijst erop dat Alena een heilige is die gemodelleerd werd naar de noden van de ontluikende christelijke gemeenschap van Vorst in een woudgebied dat pas was gerooid. Haar verering als woudvrouw valt samen met de groei en bloei van het parochiewezen in dertiende-eeuws Brabant. Dat maakt haar zeer vergelijkbaar met Dymphna van Geel, Wivina van Groot-Bijgaarden en Odrada van Balen.
In Kluizenaressen en ongebonden religieuze vrouwen (p. 101-106) brengt Anneke Mulder-Bakker een leesbare synthese van haar vele onderzoek en publicaties. Invloedrijke kerkelijke figuren als Jacques de Vitry en Thomas van Cantimpré presenteerden de Nijvelse semi-religieuze Marie d’Oignies als het prototype van een nieuwe, levende vrouwelijke heilige. Mannelijke hagiografen portretteerden Ivetta van Hoei, Christina de Wonderbare, Eva van Luik of Juliana van Cornillon als zelfbewuste reclusen die zich als religieuze leidsvrouwen ontplooiden.
In Van de wereld beslaan de Engelse vertalingen van de bijdragen en de catalogus een klein derde van het gehele boek. De nadruk op Engelstalige en academische publicaties is overgeslagen op het uitstekende kritische apparaat waarmee Mulder-Bakker op p. 106 haar studie afsluit. Toch mag zeker één Nederlandstalige studie toegevoegd worden, namelijk haar eigen Verborgen Vrouwen. Kluizenaressen in de middeleeuwse stad (Hilversum, 2007). Verder is er nog het artikel Mijnkin van Kortrijk en heilige anorexie. 1445-1450 van Monique Vleeschouwers-Van Melkebeek, dat verscheen in De Leiegouw van 2005 (jaargang 47, aflevering 2, p. 197-217).
Dat vrome vrouwen meer invloed konden uitoefenen vanuit een kluis dan vanuit een koninklijke abdij, bewijst het levensverhaal van Coleta van Corbie (°1381-†1447). In Coleta van Corbie. Een leven met een missie (p. 107-112) verhaalt Kristina Anciaux hoe de eigen regie en de visioenen in haar kluis aangebouwd aan de parochiekerk van Corbie haar in contact brachten met geestelijke leidsmannen en adellijke bewindsvrouwen. Na vier jaar kon zij met pauselijke vergunning haar kluis met houten schuifvenster verlaten om de orde van de clarissen te reformeren. Zij hervormde verschillende kloosters in Frankrijk en kwam in 1442 naar Gent, waar ze het klooster Bethlehem oprichtte. Vanuit Gent werden de kloosters van Atrecht, Brugge, Doornik, Kamerijk en het Lotharingische Pont à Mousson gesticht. In een tijd waarin Europa door het Westers Schisma, de Honderdjarige Oorlog en de factiestrijd tussen de Armagnacs en de Bourguignons werd verdeeld, bracht zij toenadering tussen de hertoginnen en gravinnen die haar hervormingsstreven steunden.
De catalogus behandelt op p. 170-171 erg summier de miniatuur met de zijwonde met de Arma Christi in het verzamelhandschrift van Villers (Brussel, K.B., 4459-70). Dit rijke manuscript uit 1320 is een vroege tekstgetuige van de mystiek in middeleeuws Brabant. Deze werd in belangrijke mate door de cisterciënzers en de cisterciënzerinnen geschraagd. De verschillende heiligenlevens (van onder anderen Aleydis, Beatrijs en Christina), de abdijkroniek met voortzettingen, de korte relazen en de brieven vormen een eigentijdse staalkaart van de hagiografie en de historiografie in dit boeiende milieu. In het Latijnse verzamelhandschrift van Villers kan een geestelijke pendant worden gezien van het handschrift-Van Hulthem dat zowat 100 jaar later werd samengesteld. En daarvan bracht Frits Van Oostrom onlangs nog in herinnering dat het wel eens “de Nachtwacht van de Middelnederlandse letterkunde is genoemd” (Nobel Streven, Amsterdam, 2017, p. 184).
Met zijn rijke bijdragen en gedegen catalogusbeschrijvingen vormt Van de wereld meer dan een begin voor het dialoogmuseum Parcum. Het is ook een orgelpunt, een synthese van het vele inventarisatie- en onderzoekswerk van het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur, het expertisecentrum voor religieus erfgoed.