De derde orde van Sint-Franciscus in het middeleeuwse bisdom Utrecht

Valerie Vermassen - Hildo van Engen, De derde orde van Sint-Franciscus in het middeleeuwse bisdom Utrecht. Een bijdrage tot de institutionele geschiedenis van de Moderne Devotie (Hilversum, Verloren, 2006), 488 p., ISBN 90-6550-920-8.

De op 15 juni 2006 verdedigde en recent gepubliceerde dissertatie van H. van Engen vult een lacune in het brede onderzoeksveld van de Moderne Devotie. In negen helder gestructureerde hoofdstukken geeft hij een overzicht van de institutionele geschiedenis van de derde orde in het bisdom Utrecht tot in de zestiende eeuw.

Hoewel de tertiarissen in het bisdom Utrecht reeds onder de loep werden genomen door onder andere D. De Kok, D. van Heel, E. Ypma, F. Koorn, S. Corbellini en K. Goudriaan, geeft Hildo van Engen in de inleiding zelf aan dat voor het eerst de institutionele aspecten van het Utrechtse Kapittel op systematische wijze onderzocht worden. Om deze te bestuderen, maakt hij overvloedig gebruik van normatieve bronnen met een bovenlokaal karakter.

De derde orde van Sint-Franciscus wordt traditioneel beschouwd als derde tak binnen de Moderne Devotie. Toch bestond de tertiarissenbeweging in het bisdom Utrecht reeds voor de overige twee takken, met name de Broeders en Zusters van het Gemene Leven en de reguliere kanunniken die de Regel van Augustinus volgden. In 1399 werd het Kapittel van Utrecht opgericht onder impuls van enkele Broeders van het Gemene Leven, waarbij de meeste derde orde-conventen zich aansloten De derde orde was in het vijftiende en zestiende eeuwse Utrecht een invloedrijke religieuze familie, bestaande uit zo’n honderddertig gemeenschappen. H. van Engen toont aan dat de tertiarissen behorend tot het Kapittel van Utrecht nauw aanleunden bij de Moderne Devotie, in tegenstelling tot hun verwantschap met de minderbroeders.

In een eerste hoofdstuk bespreekt H. van Engen de normatieve bronnen met betrekking tot het Kapittel van Utrecht. Achtereenvolgens komen hier de derde-orderegel van Franciscus, de kapittelstatuten en -besluiten en de privileges aan bod. Deze derde-orderegel was goedgekeurd door paus Nicolaas IV in de bul Supra montem (1289). Omdat de regel onvoldoende gegevens bevatte met betrekking tot de organisatie van een congregatie, werden kapittelstatuten opgesteld, die op hun beurt weer aangevuld werden met kapittelbesluiten. Deze organische structuur van het Kapittel van Utrecht was geïnspireerd op de structuur van het Kapittel van Windesheim.

In een tweede hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de derde orde in het bisdom Utrecht tot de oprichting van het Kapittel van Utrecht. In eerste instantie wordt de precaire positie van de begijnen en begarden geschetst, die vaak te maken kregen met verdenking van ketterij. De vroegste fundamenten van de tertiarissenbeweging in het bisdom Utrecht toont aan hoezeer deze onder de invloed stonden van de Moderne Devotie. Uit twee onbekende brieven van Geert Grote - ontdekt door H. van Engen - blijkt trouwens de gunstige houding die Grote zelf innam tegenover de franciscaanse derde orde. De positie van de tertiarissen in het bisdom Utrecht tussen de minderbroeders en de moderne devoten bracht soms de spanningen met zich mee. Maar reeds van bij aanvang zetten de tertiarissen zich af tegen de bemoeienissen van de minderbroeders.

Het derde hoofdstuk snijdt de oprichting van het Kapittel van Utrecht in 1399 aan, waarbij gezocht wordt naar de motieven tot de stichting. H. Van Engen toont aan dat - hoewel de drang zich te conformeren naar de normen van de Kerk ontegensprekelijk een rol speelde - dit motief niet doorslaggevend was. Evenveel invloed ging uit van belangrijke hervormingsgezinde moderne devoten als bijvoorbeeld Wermboud van Boskoop en Gerard Zerbolt van Zutphen. De tertiarissen in het bisdom Utrecht werden beschouwd en aanvaard als een volwaardige religieuze orde.

Het vierde hoofdstuk overloopt de verdere geschiedenis van het Kapittel in de vijftiende en zestiende eeuw, met bijzondere aandacht voor de evolutie inzake het afleggen van monastieke geloften en het verkloosteringsproces.

Vanaf hoofdstuk vijf komt de interne keuken van het Kapittel van Utrecht ter sprake, beginnend bij de institutionele aspecten (hoofdstuk vijf) en vervolgend met de monastieke rituelen (hoofdstuk zes). Onder de institutionele aspecten vallen organisatorische aspecten als de samenstelling en de werking van het generaal en het privaat kapittel. In verband met monastieke rituelen gaat de auteur dieper in op de inkleding, professie en het afleggen van de geloften. Uit deze religieuze praktijken blijkt een verregaande wens tot monasticering. Ook hier krijgen we veel reminiscenties aan de professie-tradities bij het Kapittel van Windesheim.

In een zevende hoofdstuk wordt het verkloosteringsproces aan de hand van drie componenten - de verzelfstandiging tegenover de parochie, de introductie van de clausuur en de overgang naar een andere orde - gedetailleerd behandeld. Deze evoluties hebben elkaar ook beïnvloed. Zo leidde de aanname van de clausuur in bepaalde tertiarissengemeenschappen ertoe dat er een overgang naar een orde met een striktere leefregel plaatsvond.

De invloed van het Kapittel van Utrecht op de Kapittels van Keulen en Zepperen wordt tenslotte bestudeerd in het negende hoofdstuk. De contacten en de gelijkenissen inzake organisatie en structuur tonen duidelijk de voorbeeldfunctie aan van het Kapittel van Utrecht op beide andere Kapittels. Aansluitend volgen nog een samenvatting en acht bijlagen waarin onder meer archivalische documenten, overzichten van kapittelvergaderingen, conventen en een lijst van de ministers-generaal van het Kapittel van Utrecht opgenomen zijn.

De hele studie is aangenaam lees- en consulteerbaar dankzij de heldere structuur en de logische opbouw. Ook inhoudelijk geeft het een volledig en coherent beeld van de oorsprong en de evolutie van de tertiarissen van het bisdom Utrecht en leidt het tot een herwaardering van deze orde. Het is bijgevolg een onmisbaar werk voor al wie een bijzondere interesse heeft voor de geschiedenis van de derde franciscaanse orde.