Breestraat 95 te Leiden in beeld

Edwin Orsel

Inleiding
Leiden is bekend als typische zeventiende-eeuwse Hollandse stad. Minder bekend is dat van het middeleeuwse Leiden nog veel is bewaard. Het is vooral bouwhistorisch onderzoek dat deze vroege bebouwing herontdekt. Zo wees bouwhistorisch onderzoek uit dat achter de fraaie achttiende-eeuwse gevel van het rijksmonument Breestraat 95 een vroeg vijftiende-eeuws woonhuis staat (afb. 1). Zeer bijzonder was dat door combinatie van het bouwhistorische onderzoek en historische afbeeldingen de vroeg middeleeuwse voorgevel kon worden gereconstrueerd.

Situatie
Leiden was een grote middeleeuwse stad, bestaande uit drie aaneen gegroeide kernen, elk met hun eigen kerk, de Pieterskerk, de Hooglandsekerk en de (ruïne van de) Onze Lieve Vrouwenkerk. De kern met de Pieterskerk bestond uit de vier oudste stadsgebieden, de zogenaamde bonnen. Het waren het bon Gasthuis (vernoemd naar het Catharinagasthuis), het bon Wanthuis (vernoemd naar het wanthuis in het stadhuis) het bon Wolhuis en het bon Vleeshuis. In deze laatste bon lag het pand Breestraat 95, vlakbij de blauwe steen waar de vier bonnen samenkwamen. De Breestraat was een oude dijkstraat langs de Rijn, de middeleeuwse verkaveling langs deze straat kenmerkte zich door smalle diepe percelen. Op het oudste kaartmateriaal van de stad Leiden, het unieke eind zestiende-eeuwse straten- en grachtenboek van Van Dulmenhorst (een soort pré-kadaster) komt het perceel van Breestraat 95 al voor. Eigenaar was toen Dirck Chrisstoffelszoon en de breedte van het perceel bedroeg 1 roede, 11 voet en 6 duim. Omgerekend van Rijnlandse roede naar meter is dit 7,24 m. Dit perceel is qua breedte ongewijzigd weergegeven op de kadastrale minuut van omstreeks 1830. Op dat moment was Albertus Kleynenbergh eigenaar en oefende er waarschijnlijk zijn beroep als notaris uit. Tot op heden is dit perceel vrijwel ongewijzigd, slecht aan de Langebrugzijde hebben wijzigingen plaats gevonden (afb. 2). Aangezien dit artikel enkel ingaat op het voorhuis worden deze ondergeschikte wijzigingen niet behandeld.

Bouwhistorisch onderzoek
Bouwhistorisch onderzoek door de Unit monumenten en Archeologie naar het pand heeft duidelijk gemaakt dat de bouwgeschiedenis van de huidige bebouwing aanvangt in de vroege vijftiende eeuw. Toen werd er een diephuis met een kelder, begane grond, eerste verdieping en zolder opgericht (afb. 3). Deze bebouwing wordt duidelijk weergeven op de vogelvluchtkaart van Liefrinck uit 1578. De constructie bestaat bakstenen muren, een houtskelet en een kapconstructie met sporenparen ondersteund door jukken. Een dergelijke opzet is niet ongewoon voor middeleeuwse huizen in Leiden. Vergelijkbare huizen uit dezelfde bouwperiode zijn Breestraat 123 uit 1393 ong. 6 jr. (d) en Langebrug 55 uit 1400 ong. 6 jr. (d).

Het gebouw heeft een grote kelder met een hoog tongewelf en deze was daarom zeer waarschijnlijk voor handelsdoeleinden bedoeld. De kelder was niet bereikbaar vanuit het huis, maar had een toegang vanaf de Breestraat. Omdat het perceel aan een dijkstraat ligt en behoorlijk afloopt kan de kelder tevens een achteruitgang hebben gehad. In het tongewelf zijn aan de linkerzijde twee steekgewelven aanwezig. Dit zijn kelderlichten, waardoor geconcludeerd kan worden dat het pand aan die zijde ’vrij’ stond. Vermoedelijk moet er gedacht worden aan een osendrup. Dit was in de middeleeuwen gebruikelijk en is een smalle strook tussen huizen tegen brandoverslag en daarnaast bedoeld voor regenwaterafvoer. Op de begane grond en verdieping zijn restanten aanwezig van de oorspronkelijke draagconstructie, een houtskelet met moerbalken en kinderbinten. Dit is de gebruikelijke constructiewijze voor middeleeuwse huizen in Leiden.
De kap op het voorhuis is van eiken en heeft twee jukken op elkaar. De constructie is vergelijkbaar met andere veertiende-, vijftiende- en zestiende-eeuwse kapconstructies in Leiden. De jukken zijn voorzien van gesneden telmerken. Telmerken werden door de timmerman aanbracht om de verschillende constructieonderdelen van elkaar te onderscheiden. Verschillende delen die in en aan elkaar werden bevestigd kregen dan hetzelfde nummer, dit werd per juk gemerkt. Omdat een kapconstructie uit meerdere achter elkaar staande jukken bestaat, werkte de timmerman met een oplopende nummering. De jukken van Breestraat nummeren van voor naar achteren; I en II. Aan de rechterzijde is een ’visje’ of ruitje als richtingsteken aanwezig. Een richtingsteken was nodig omdat per juk elementen overeen komen, maar door hun ambachtelijke vervaardiging toch niet uitwisselbaar waren. Het in Breestraat 95 toegepaste tel- en richtingsmerkensysteem was in Leiden gebruikelijk in de veertiende en vijftiende eeuw.
De sporen die de dakpannen dragen zijn gekantrechte ronde stammetjes. Uit monsteranalyse blijkt dat deze zijn gemaakt van Picea Abies (fijnspar), in de timmerwereld bekend als vuren. Dit is een zeldzame toepassing van dit materiaal voor deze sporen. Over het algemeen werden sporen vervaardigd van eiken- of dennenhout. De sporen hebben dezelfde telmerken als de jukken en daarom kan geconcludeerd worden dat de jukken en de sporen tot dezelfde (oudste) bouwfase horen.
De verschillende richtinggevende dateringen maakten duidelijk dat het hier om een zeer oud casco gaat. Het eikenhout van kapconstructies is zeer geschikt voor een exacte dateringsmethode op basis van de jaarringdikte. Dit dendrochronologisch onderzoek toonde aan dat de constructie, en dus het huis, gebouwd werden tussen 1405-1411.

Combinatie bouwhistorisch onderzoek met historische kaarten en afbeeldingen
Het bouwhistorisch onderzoek heeft veel duidelijk gemaakt over het casco. Door documentatie zijn nu de maten van plattegrond en constructie bekend. Dit kon fraai worden aangevuld met gegevens van historisch kaart- en afbeeldingsmateriaal. Zo bestaat van het bouwblok waarin dit pand staat, en van het overliggende bouwblok, een zestiende-eeuwse prent. Op deze prent is zichtbaar dat het pand uitgevoerd was met een voor Leiden zeldzame schermgevel met arkeltorens. Een schermgevel werd hoger opgetrokken dan het erachter liggende huis en was bedoeld om meer aanzien te geven. De schermgevel van Breestraat 95 is ook (van achteren) zichtbaar op de vroegste vogelvluchtkaarten van Leiden van Liefrinck uit 1578 en Bast uit 1600. De opmetingstekening van de doorsnede gaf houvast om een reconstructie van de schermtekening te vervaardigen. Op basis van de documentatie, de reconstructietekening en de historische kaarten en afbeeldingen kon de schermgevel worden gereconstrueerd (afb. 4). De gevel moet op basis van de laat zestiende-eeuwse prent een houten pui hebben gehad. Het gewicht van het bovenste bakstenen gedeelte werd grotendeels naar de zijkant afgeleid, waar door middel van getrapte vleugelmuren de gevel geschoord was.
Middeleeuwse schermgevels zijn in Nederland uitermate zeldzaam, er is in Nederland nog één gereconstrueerd voorbeeld, huis Leeuwenburg Oudegracht 307 te Utrecht. Uit andere steden zijn ze wel van afbeeldingen bekend.

Conclusie
Achter de achttiende-eeuwse voorgevel van het rijksmonument Breestraat 95 in Leiden is door bouwhistorisch onderzoek aangetoond dat, in tegenstelling tot wat deze voorgevel doet vermoeden, Breestraat 95 een 600 jaar oud huis is. Bij dit onderzoek is het oorspronkelijke casco, met grote kelder, twee hoge bouwlagen en de authentieke kapconstructie, gedocumenteerd. Het huis bleek op basis van houtmonsters te zijn gebouwd tussen 1405-1411. Bijzonder was dat op basis van het bouwhistorisch onderzoek en een zestiende-eeuwse prent en vogelvluchtkaarten de oorspronkelijke voorgevel kon worden gereconstrueerd. Het huis blijkt een hoge schermgevel te hebben gehad. De hoogte, waardoor het gebouw meer verdiepingen lijkt te hebben, was bedoeld om te imponeren. Het toepassen van hoektorentjes versterkte dit. De zeldzame combinatie van bouwhistorisch gegevens met historische afbeeldingen en kaarten heeft geleid tot een betrouwbare reconstructie, waardoor er een beter beeld is van de in Leiden vrijwel verdwenen middeleeuwse architectuur.