Rijke hagiografie, kapittelleven en polyfonie in de stadsgeschiedenis van Soignies (Zinnik)
Janick Appelmans – Jean-Marie Cauchies (red.), Soignies. Histoire d’une ville (Soignies: Cercle royal d’histoire et d’archéologie du canton de Soignies, 2023) 664p. ill. ISBN: 978-2-9601540-1-6 € 40,00
Sinds de in 1870 verschenen Mémoire historique sur l'ancienne ville de Soignies van Théophile Lejeune was het geleden dat er een volwaardige geschiedenis van Soignies (in het Nederlands Zinnik) verscheen. Meer dan anderhalve eeuw later stonden de sterren goed: regionale en lokale overheid, academische wereld en sponsoren bundelden de krachten. Monique Maillard-Luypaert, specialist van de laatmiddeleeuwse religieuze instellingen in het bisdom Kamerijk, trok als voorzitter van de uitgevende Cercle royal d’histoire et d’archéologie du canton de Soignies aan de kar. Bij emeritus professor Jean-Marie Cauchies was de redactie in meer dan gedegen handen. Wat de thematiek van de contactgroep Signum betreft is het rijke verleden van het Zinnikse kapittel een zegen. Hierdoor bevat de stadsgeschiedenis van Zinnik veel meer bijdragen over middeleeuwse religieuze geschiedenis dan de stadsgeschiedenis van Binche (enkel Maillard-Luypaert 2019), waarop ze gemodelleerd is.
De uitstekende bijdrage van François De Vriendt over de oorsprong van Zinnik en de literaire constructie van de figuur van de heilige Vincentius bevat geen woord te veel. Via de levensverhalen van met elkaar verwante Merovingische heiligen wordt beetje bij beetje de biografie van Madalgarius, alias Vincentius, duidelijk. In het zesde beschouwde heiligenleven, de bij het begin van de tiende eeuw geschreven Vita Madelbertae, komt de plaatsnaam “Soniacas” voor het eerst voor. Een eerste poging om alle levenselementen van Vincentius, echtgenoot van Waldetrudis (Waudru) van Bergen, samen te brengen uit niet minder dan veertien geïdentificeerde bronnen, was de tussen 1015 en 1024 samengestelde Vita Vincentii prima. Deze tekst kwam waarschijnlijk tot stand in het Noord-Franse Hautmont, een benedictijnenabdij die er zich – ten onrechte – op beriep dat Vincentius haar eerste abt was. Bij gebrek aan archeologische opgravingen is het niet duidelijk of de drie oorspronkelijke patrocinia, de heilige Maagd, Sint-Pieter en Sint-Jan, op drie belendende, maar afzonderlijke bidplaatsen wijzen, zoals de Nijvel, met elk een andere functie (funerair, monastiek of parochiaal). Uit de hagiografie weerhoudt De Vriendt drie elementen over de oorspronkelijke gemeenschap, gevestigd op een hoogte boven de Zenne: Madalgarius vestigde een abdij op zijn gronden; Landricus die zijn vader Madalgarius-Vincentius opvolgde aan het hoofd van het klooster; de begraving van Vincentius in Zinnik. De Vriendt is niet geneigd om een mogelijke weerslag van politieke strubbelingen te vertalen naar de biografie van Waldetrudis en Vincentius (zoals Helvétius 1994). Het oorspronkelijke klooster, wellicht rond 655-670 door Madalgarius opgericht, hoort thuis in het rijtje van de vele religieuze instellingen opgericht in het grensgebied van Neustrië (Hautmont, Maubeuge, Bergen, Crespin, Maroilles) en Austrasië (Nijvel en Lobbes). Een kleine religieuze gemeenschap bewaarde en vereerde er de relieken van de stichter. De instelling volgde zeker de regel van Benedictus, die Vincentius uit Hautmont kende. Er is geen grond om Ierse gebruiken aan te nemen. Een poging om de instelling vanuit Gembloers, al dan niet voor of na 1000, om te vormen tot een benedictijnenklooster, kende geen succes.
In een bondige bijdrage bespreekt Monique Maillard-Luypaert, de ontwikkeling en bloei van het kanunnikenkapittel. Tussen het verdrag van Meerssen (870), waar “Sunniacum” als koninklijke abdij verschijnt, en 956, de datum van de benedictijnse hervormingspoging (volgens Sigebert van Gembloers), werd Zinnik een gemeenschap van kanunniken. Van enige (aarts)bisschoppelijke interventie is geen spoor. Minstens tegen het einde van de twaalfde eeuw hadden de kanunniken het gemeenschapsleven opgegeven: in 1161 worden individuele prebenden vermeld en omstreeks 1180 kanunnikshuizen. Inmiddels was Zinnik uitgegroeid tot een aanzienlijke instelling, die in 1299 dertig geprebendeerde kanunniken telde. In het collatierecht, dat vanaf omstreeks 1185 gedeeld werd tussen de graaf van Henegouwen en het kapittel voor elke derde prebende, mengde zich, zoals overal in de westerse Christenheid, het pausdom. De statuten van 1423 geven een inkijk op de oudere, midden dertiende-eeuwse statuten en hun verschillende aanpassingen tussen 1249 en 1411. Op basis van deze statuten zet Maillard-Luypaert de toetredingsvoorwaarden en -rituelen uiteen en geeft ze de bevoegdheden van de proost, de deken en de thesaurier, de drie hoogte dignitarissen binnen het kapittel, weer.
De inkomsten en de parochies (Écaussinnes-d’Enghien (1110), Schaarbeek en Evere (1120), Steenkerque (1123) en Cambron-Saint-Vincent (1125)) lieten het kapittel toe een dominante rol te spelen in het parochiaal geloofsleven (door vicarissen, vanaf midden dertiende eeuw door een plebaan) in de kleine stad Zinnik, in het onderwijs (eerste vermelding van een scholaster in 1180) en mogelijk ook deels in welzijnsvoorzieningen. Het kapittel spande zich in om de residentieplicht hoog te houden, maar tussen het einde van de dertiende eeuw en het begin van de vijftiende eeuw, zakte het aandeel van de residerende kanunniken van 76,6% naar 60,7%. De scholaster was ook cantor, waardoor hij gaandeweg zijn onderwijstaken delegeerde aan een rector scholarum.
Dat in 1491 de paus op voorspraak van de Kamerijkse bisschop de prebende van de scholaster ophief en de inkomsten incorporeerde in de vergoeding van de kapelmeester en zijn – op dat moment – zes leerlingen, hoeft niet te verbazen: Zinnik was uitgegroeid tot een pleisterplaats van de polyfonie, uitvoerig besproken in de van een lange aanloop voorziene bijdrage van Stéphane Detournay. Componist Gilles Binchois (ca. 1400-1460) werd in 1437 kanunnik en in 1452 proost van het Sint-Vincentiuskapittel. De in Zinnik opgeleide Guillaume Malbecque (ca. 1400-1465) vervoegde in 1438 het kapittel na een aanstelling in de pauselijke zangkapel. Voor de muzikale vorming stond Johannes Regis (ca. 1425-1496), kapelmeester van Sint-Vincentius, in. Net als zijn twee collega-kanunniken stond ook hij onder invloed van Guillaume Dufay, voor wie hij enige tijd als secretaris werkte, alvorens een aanstelling als magister puerorum in de kathedraal van Kamerijk af te slaan.
Als kleine stad telde Zinnik slechts één enkele parochie (vroegste vermelding in 1092), waarvoor de verantwoordelijke priester, later plebaan geheten, vanaf 1271 over een prebende als vast inkomen beschikte. In zijn bijdrage over de parochie bespreekt Philippe Desmette ook de bedevaart van Vincentius en in beperkte mate van zijn zoon en opvolger Landricus, de relieken en reliekhouders, de Pinkstermaandagprocessie (eerste vermelding in 1262) en de broederschappen (16 in getal in 1561).
Als laatste bijdrage stippen we het overzicht van de andere religieuze instellingen aan door Marie Naeyaert. De plaats van de begijnen, die instonden voor het buiten de stadsmuren in de richting van bergen gelegen Sint-Jacobshospitaal, werd aan het einde van de vijftiende eeuw overgenomen door de franciscaanse grauwzusters. Mannelijke religieuzen, zoals de kapucijnen en de onderwijs verstrekkende oratorianen, vestigden zich pas in de nieuwe tijden, respectievelijk in 1616 en 1629, in Zinnik.
Hoewel het Sint-Vincentiuskapittel de afgelopen decennia al van verschillende studies genoot (zie onder meer Deveseleer - Maillard-Luypaert 1999, Deveseleer - Desmette - Maillard-Luypaert 2001, Nazet 1993), biedt Soignies. Histoire d’une ville een uitstekend overzicht van niet alleen de rijke Henegouwse hagiografische traditie met betrekking tot stichter Vincentius, maar ook met de evolutie en de hoogdagen van zijn kapittel in de middeleeuwen.
Tot slot geven we nog de bestelinfo mee: Martine Michel, secrétariat du Cercle royal d’histoire et d’archéologie du canton de Soignies, T +32 67 33 03 94, cercleroyaldesoignies@gmail.com, URL http://cerclearcheologiquecantonsoignies.e-monsite.com/