De kerstening van Vlaanderen

Marco Mostert - Geert Berings, Hak om die boom. Een verhaal van de kerstening in Vlaanderen (Knesselare: Ertsberg, 2023), 312 pp. ISBN:9789464750140.

Er is geen gebrek aan literatuur over de kerstening, ook niet wanneer men op zoek is naar titels die handelen over de invoering van het christendom in de Nederlanden. Op het eerste gezicht lijkt het boek van Geert Berings, dat zich richt op de kerstening van Vlaanderen, en meer in het bijzonder in de Scheldevallei, in die reeds bestaande literatuur zijn plaats te kunnen innemen. Het gaat immers om de heilige Amandus, die in de zevende eeuw het christendom naar de Scheldevallei gebracht zou hebben. Eerste indrukken kunnen echter misleiden. Het boek is ingedeeld in drie delen, waarvan het derde deel (pp. 241-302) gaat over 'Amandus in de Scheldevallei (zevende eeuw)'. Het tweede deel (pp. 165-237) gaat over 'Amandus, de man achter de heilige (7de eeuw)'. Maar het eerste deel, dat de helft van het boek uitmaakt (pp. 15-163), gaat over 'De Scheldevallei voor Amandus (1ste eeuw voor Christus-begin 7de eeuw)'. Dat werkt bij een eerste kennismaking bevreemdend, maar deze opbouw maakt de lectuur voor lezers die minder bekend zijn met de geschiedenis van de Scheldevallei in de Romeinse tijd, in de tijd van het Frankenrijk (in de zesde en zevende eeuw), en in de tijd van Amandus zelf, de zevende eeuw, des te spannender. En gaandeweg wordt steeds duidelijker waarom Geert Berings zijn verhaal over Amandus heeft
ingebed in een wel heel uitgebreide voorgeschiedenis.

Het tweede en derde deel gaan over zaken die doorgaans in de context van de kerstening behandeld worden. Zo lezen we over de oudste Vita Amandi, geschreven tussen ca. 670 en ca. 770; over een (gedeeltelijk bewaarde) kopie die in de omgeving van het Bodenmeer is gemaakt aan het einde van de achtste eeuw; over een tweede vita die, mogelijk te Elnone, werd geschreven aan het eind van de achtste eeuw, en over een korte bewerking van de oudste vita die te Lodève werd voltooid in 1329 door niemand minder dan Bernard Gui. Hij is vooral bekend als de auteur van de Practica inquisitionis en bij de meeste mediëvisten nog beter bekend vanwege zijn rol in Umberto Eco's De naam van de roos.

In het tweede deel van het boek wordt de inhoud van de oudste bekende teksten over Amandus gefileerd, om te weten te komen wat we aan betrouwbare informatie uit de oudste vitae Amandi kunnen halen. In het derde deel gaat het meer in het bijzonder over de (mogelijke) werkzaamheden van Amandus in de Scheldevallei, en van de werkzaamheden van anderen, zoals Eligius. Veel aandacht wordt besteed aan de rol van Gent en de twee kloosters aldaar. Samen geven de delen twee en drie een verhaal van de kerstening of, zoals de auteur zegt, mijn verhaal= (p. 302, mijn cursivering). En om dat verhaal te kunnen plaatsen in een voorgeschiedenis die niet iedereen bekend zal zijn, was het eerste van de drie delen nodig.

De auteur studeerde geschiedenis te Gent, onder meer bij Ludo Milis, en werkte als docent aan de lerarenopleiding. Daar werd hij geconfronteerd met studenten, die - zo stel ik me voor - vrij weinig wisten over de historische achtergrond van het verhaal van Amandus en de kerstening van de Scheldevallei. Vandaar het overzicht in het eerste deel over de verovering van wat toen nog een deel van Gallië was door Julius Caesar; de ontwikkeling van Gallia Belgica; de romanisering en de religieuze geschiedenis van het gebied. Vandaar ook de informatie over de eerste Christenen in Gallië, de gevolgen van het binnendringen van horden Germanen op oudejaarsavond 406 (volgens andere berekeningen was het een jaar vroeger, who cares?, p. 71), de ontwikkeling van de Frankische koninkrijkjes en de religieuze gevolgen van de bekering van Clovis. Tussen de regels door krijgt de lezer een overzicht van het historisch, taalkundig en toponymisch onderzoek en een inkijkje in het meest recente archeologische onderzoek in het gebied. De auteur kent Vlaanderen ook als fietser en wandelaar, en laat weten in welke voormalige civitates en bisdommen er musea zijn die de moeite waar zijn om te bezoeken, altijd met in het achterhoofd het verhaal dat hij wil vertellen over de kerstening in Vlaanderen.

Met dat verhaal moet de auteur zijn vele studenten geboeid hebben, en niet alleen hen. Als iemand die toch redelijk de weg denkt te weten in de bronnen en het onderzoek naar de kerstening in het gebied dat in het noorden aansluit op het gebied dat in dit boek centraal staat, heb ik veel opgestoken van lezing van dit boek. Bijvoorbeeld uit een lang citaat (in vertaling) uit de vita van Eligius, een iets oudere tijdgenoot van Amandus, waarin een preek wordt geciteerd over de heidense praktijken die de bekeerlingen voortaan dienen te vermijden (pp. 261-265). Die tekst is ook relevant voor het verkrijgen van inzicht in de geloofsvoorstellingen en -praktijken van de zevende-eeuwse bewoners van wat iets later het bisdom Utrecht zou worden.

Dit boek van Geert Berings is, kortom, een aanrader. Er ontbreken helaas voetnoten of een (uitgebreide) bibliografie in de gedrukte tekst. Het is daarom zinvol om de website van de uitgeverij te bezoeken (zie p. 14). Daar vindt men dan ook een lijst van archeologische sites en musea (met websites). Een aantal daarvan zal ik bij gelegenheid graag eens bezoeken.