De Bossche klepel van de middeleeuwse klokkencultuur te Averbode
Janick Appelmans – Jozef Van Osta, Zes eeuwen klokkencultuur in de abdij van Averbode. Circa 1385 tot heden (Averbode: Abdij van Averbode, 2023) 280p. ill. index ISBN: 9789464943474 € 50,00
De campanologie viert in Brabant hoogtij met de erkenning van de beiaard en de vele recente studies over klokken en beiaarden. Voor klokinventarisaties in Oostelijk Vlaams-Brabant sparen klokkenjagers geen moeite om moeilijke bereikbare klokken te onderzoeken, maar is het opzoekwerk in archieven en literatuur beperkt. Zes eeuwen klokkencultuur in de abdij van Averbode kan daarentegen rekenen op het rijke abdijarchief en de vroegere studies verricht op dat goed ontsloten materiaal. Theoloog en musicoloog Jozef Van Osta, norbertijn van Averbode en prior van de Parkabdij, slaagt erin bestaande inzichten te bundelen met de resultaten met nieuw en eigen onderzoek en hedendaagse vondsten. Zijn studie toont dat Averbode net als voor orgels een beroep deed op de beste vaklui. Opvallend zijn de vele vernieuwingen van en aanpassingen aan klokken, frequenter dan men zou verwachten.
De oudste referentie naar klokken in Averbode uit het jaar 1379 komt voor in de documenten van abt Arnold van Tuldel. Niet toevallig uit het abbatiaat van deze om zijn managementkwaliteiten bekend staande overste dateert de eerste vermelding van het gieten van een klok voor de abdijkerk. Deze klok uit 1385 werd tot in de achttiende eeuw bewaard in de dorpskerk van Rummen.
In 1473 kocht de abdij van Averbode te Leuven bij Hendrik Boys een luidklok voor de nieuwe vieringtoren. In datzelfde jaar leverde de Mechelse klokgieter Hendrik Waghevens een koorbel en vier klokjes voor een voorslag of klokkenreeks die verbonden was aan een uurwerk en op vaste tijdstippen automatische melodieën ten gehore bracht. Al vanaf de dertiende eeuw worden automatische klokkenspelen met kleine klokjes vermeld. Vanaf de jaren 1460 stijgen de vermelde voorslagen en het aantal en de grootte van de eraan verbonden klokken. Het belang van het jaar 1479 met de voorslag van zes klokken door Geert van Wou voor de Utrechtse domkerk en de voorslag op de abdijtoren van Park met de melodie Inviolata, integra et casta es Maria wordt door de ontdekking van een Requiem-voorslag in het Engelse Bury St Edmunds in 1463 gerelativeerd.
In 1491 hergoot Simon Waghevens, zoon van Hendrik, twee klokjes voor de refter en de slaapzaal. Bij de grote herstelwerkzaamheden na de kerkbrand van Averbode in 1499 deed de abdij een beroep op Willem Moer. Deze klokgieter stond in een roemrijke traditie van meesterklokgieters uit ’s-Hertogenbosch. Hij werkte tussen mei en augustus 1504 in de abdij aan zes luidklokken, die het jaar voordien besteld waren. Ook herstemde hij een van de oudere klokken in functie van opname in het nieuwe gelui. Niemand minder dan Desiderius Erasmus stelde opschriften op voor de klokken die gewijd waren aan de Drievuldigheid, Onze Lieve Vrouw, Petrus, Johannes de Doper, Maria Magdalena en alle heiligen. Willem Moer zorgde ten slotte nog voor een voorslag met vijf klokken. De Averboodse voorslag van 1503 speelde op het hele uur de sequens Sancti Spiritus adsit nobis gratia en op het halve uur Virginis Mariae laudes. Opvallend was dat deze voorslag in 1519 al ontstemd was en dat de abdij besloot om bij Jasper Moer, broer van Willem, een nieuwe voorslag met vijf klokken te bestellen. De klokken werden in 1522 gegoten, bevatten elk een gevleugelde wijsheid of een verwijzing naar de opdracht gevende abt, de uit Hoogloon afkomstige Gerard van Loon, zijnde Gerard van der Scaeft, en kwamen in 1523 in de abdijrekeningen. Jasper Moer had in 1511 al een kleine klok voor de kloosterpand geleverd. Recent dook een door hem voor Averbode vervaardigd renaissanceklokje uit 1513-1514 op de antiekmarkt op, dat in 2022 terug in de abdij verwelkomd werd.
In 1562 hergoot en stemde Johannes van den Ghein II een gebarsten klok. In de moderne tijden zouden de prelaten van Averbode een beroep blijven doen op de grote namen uit de klokken- en beiaardwereld: Hemony en Van den Gheyn.
Net als vorige boeken van Van Osta is Zes eeuwen klokkencultuur in de abdij van Averbode een prachtig geïllustreerd boek met een mooie vormgeving. Zoals zijn tijdgenoten in Park (Ambrosius van Engelen, 1481-1543, abt vanaf 1515) en in Tongerlo (Antoon Tsgrooten, 1460-1530, abt vanaf 1504) deed Gerard van der Scaeft, abt van Averbode van 1501 tot 1532, een beroep op de beste kunstenaars en meester-ambachtslui voor het bouwkundig en artistiek abdijpatrimonium. Bovendien huwde Jasper Moer met Lucia van der Scaeft, zus van de abt. Gerard Moer, zoon van Jasper, trad in 1524 op zeventienjarige leeftijd in Averbode in, tijdens het abbatiaat van zijn oom. Is het toeval dat in die tijd de roots van veel norbertijner prelaten deels of geheel in Noord-Brabant lagen?